
TOESPRAAK bij gelegenheid van de herdenking van de Verzetsgroep Vredeskerk op 4 mei 2004 in de Vredeskerk te Amsterdam
door pastor Pierre Valkering
Inleiding
Vrede zij U!
Welkom U allen.
Ik kreeg, geachte gasten, voormálige parochianen en húidige parochianen van de Vredesparochie; acht dagen geleden kreeg ik een brief waarin iemand bedánkte voor de uitnodiging om hier vanavond aanwezig te zijn. Ik citeer uit die brief:
“ (Ik) Ben deze dag liever alléén om mijn man (…) en de zijnen te gedenken, temeer daar ik grotendeels alles wist wat hij doorgemaakt heeft en dat was verschrikkelijk en heeft diepe wonden achtergelaten en ook eenzaamheid (…).’’
Gedenken, lieve mensen, is een hachelijke zaak. Waarom zouden we het doen, na zóveel jaren? Iemand schreef: “Voorzichtigheid zij geboden bij publicaties over de verzetsgroep van de Vredesparochie in de jaren 40-45; omdat er nog nabestaanden zijn die vraagtekens zetten bij het beschrevene en blijven rondlopen met droevige herinneringen en gevoelens, weer opgeroepen na zoveel jaren. Laat het rusten in vrede.”
Maar er zijn ook mensen die er anders over denken. Ik kreeg een e-mail waarin iemand schreef, de zoon van één van de slachtoffers: “Aan de ene kant doet het mij deugd dat men zoveel jaren na de oorlog nog actie onderneemt (…) Aan de andere kant doet het mij verdriet, dat in de parochie nooit eerder moeite is ondernomen om meer van deze groep te weten te komen.” En iemand anders schreef: “Op AT5 was kort geleden te zien hoe de architect van de Vredeskerk, vermoord in Buchenwald, werd herdacht. Vanuit de parochie van de Vredeskerk is uitgebreid verzetswerk gedaan, door voor een deel heel jonge mensen, die ook ten dele in Buchenwald zijn vermoord. Ik wil er niet voor pleiten dat voor elke groep die bij oorlogshandelingen is betrokken en doden te betreuren heeft, iets ter herdenking in de kerk wordt aangebracht. De verbinding van deze verzetsmensen met de Vredeskerk is echter al te duidelijk, en ik vond het wrang te moeten zien hoe de architect werd herdacht, terwijl uitgerekend deze mensen vergeten zijn. Is het niet mogelijk, in welke vorm dan ook, aandacht aan hen te schenken?”
Dat gebeurt dan vanavond. Waarom dat niet eerder is gebeurd, dat is voor mij eerlijk gezegd wèl een raadsel. Maar wie ben ik dat ik mijn voorgangers of wie dan ook daarover een verwijt zou mogen maken? Zij hebben daarvoor hún beweegredenen (of niet) gehad. En zij hebben zich ingezet voor wie en wat zij belangrijk achtten in hun tijd. Feit ís echter dat er mensen zijn (en zijn geweest) die zich zéér in de steek gelaten hebben gevoeld door de kerk: Hún man, hún vader, hún kind, hún broer die zich vanwege zijn geloofsovertuiging had ingezet voor “de goede zaak” van God, van Jezus Christus en van de Kerk en die daarbij in “nacht en nevel”, in rook was opgegaan en verdwenen; en zijzelf, de geliefden, de vrouwen en de kinderen, de ouders en broers en zussen en andere betrokkenen vaak “voor het leven getekend” en in een aantal gevallen ook geknákt door wat er met die mannen en jongens was gebeurd … en “de kerk” die, in hun beleving althans, overging tot de orde van de dag en die hen vaak, die jongens en mannen, het offer van hun leven; de kerk, de parochie, die hen vaak volkomen leek te zijn vergeten … Voor niet weinigen heeft het gevoeld als een groot onrecht dat het toch al zo grote leed nog heeft verzwaard …Voor een deel, lieve mensen, is daar dus niets meer aan te doen. Maar wat we (nog) wel kunnen doen, dat dóen we dus vanavond – in álle bescheidenheid want zélf hebben we misschien óók wel boter op ons hoofd; zijn we mede-verantoordelijk (geweest) voor de passiviteit van de kerk in dezen en hebben we ook onze eigen blinde vlekken waar het ándere mensen en ándere problematieken betreft. Mensen zijn “zondige” wezens die gemakkelijk steken laten vallen en tekortschieten in liefde, zorg en aandacht … dat hebben de Tweede Wereldoorlog en de nasleep ervan wel heel duidelijk gemaakt …
Maar beter laat dan nooit. Mogen wij in deze herdenkingsviering naast alle duisternis en schaduwen in onszelf en in anderen, die van het verleden en die van het heden; mogen wij daarnaast en daarbovenuit óók iets van het goddelijk licht ervaren dat de mensen van de verzetsgroep van de Vredeskerk heeft bezield; moge dat licht dat licht in ons allen aanwezig zijn en moge het sterker worden in ons. Een goede viering!
Gelezen: Uit het Johannes-evangelie (15, 9-17).
Toespraak
Waar het de verzetsgroep van de Vredeskerk betreft, lieve mensen, duizelt het mij een beetje voor de ogen: zoveel namen, zoveel plaatsnamen met een afschuwelijke klank (Dachau, Natzweiler, Grosz-Rosen), zoveel gruwelverhalen, zoveel datums die duidelijk maken: jonge mannen die kerngezond uit Amsterdam werden weggevoerd stierven soms al binnen een jaar … En hoe kwámen zijn aan hun eind … met geen pen is dat te beschrijven … Hoe het werkelijk geweest is, dat is met geen woorden uit te drukken denk ik … “Ik kan er niet bijkomen” zo voel ik. En ik weet: ik mag mij daarom gelukkig prijzen, maar het maakt mijn positie, hier en nu, ook wat ongemakkelijk … Want wat moet en mag ík erover zeggen?
Onder ons zijn drie mannen die het allemaal aan den lijve hebben meegemaakt; die de wonden in hun lijf, in geest en ziel met zich meedragen – nu al 59 jaar. Mannen, allerminst uitgeblust, met hun eigen scherpe herinneringen over hoe het destijds precies gegaan is en geweest is.
Onder ons zijn misschien ook vrouwen die de vriendin, verloofde of echtgenote zijn geweest van één van de omgekomen mannen. Soms zijn die vrouwen helemaal “op slot” gegaan als het ware vanwege wat de man van wie ze hielden is aangedaan. Met hem zijn zij zelf soms voor een stuk gedood en verdwenen.
Onder ons zijn hun kinderen – mensen met een gapend gat in hun leven; het gat van de ontbrekende vader. Een tijdje terug maakte ik met een paar van hen kennis en één van hen, een dochter, had het over, ik meen haar eigen Eerste Heilige Communie: “Daar was pappie ook niet bij …” Dat “pappie” … daaraan voelde ik hoe aanwezig die afwezige, plotseling verdwenen vader nog altijd is voor deze “vrouw van middelbare leeftijd” zoals dat heet.
Onder ons zijn ook broers en zusters van de mannen. Eén van hen zei mij: “Ik kom niet voor mezelf naar de kerk, maar ik kom vanwege m’n vader en moeder … die hebben groter leed moeten verduren dan m’n broer in ’t kamp … bij wijze van spreken dan …”.
Onder ons zijn mensen die misschien nog altijd vragen hebben, vragen waarop wèl of géén antwoorden zijn; antwoorden die ze wèl of niet aankunnen. Onder ons zijn mensen die misschien nog altijd wrok voelen en woede vanwege de oorlog en vanwege wat de nazi’s hebben aangericht en woede ook vanwege de collaboratie en vanwege het verraad – verraad dat zeker op de één of andere manier moet hebben plaatsgevonden maar hoe en door wie? Er zijn mensen die dat heel zeker menen te weten. Maar er zijn ook mensen die menen dat iemand die erop is aangekeken, dat de nagedachtenis van de persoon in kwestie (die zélf óók in het kamp is omgekomen) onterecht bezoedeld is …
“De waarheid zal U vrijmaken” heeft Jezus van Nazareth gezegd. En ik geloof dat het waar is. Genezing van zielepijn is alleen mogelijk als we elkaar rustig en respectvol face to face de waarheid durven zeggen, dat wil zeggen: onze eigen waarheid; de waarheid zoals wij die zelf in alle eerlijkheid zien. Dat je daarnaar kunt luisteren, naar de waarheid zoals een ander die ziet. Dát is pas genezend denk ik. Jezus heeft trouwens nog heel veel andere behartigenswaardige dingen óók gezegd, zoals: “Wie zonder zonde is werpe de eerste steen”: Niet in alle gevallen is de scheidslijn tussen “goed” en “fout”, tussen bokken en schapen haarscherp te trekken. Licht en duisternis zijn in aller harten aanwezig. En allemaal hebben we vergeving nodig, bijvoorbeeld voor hardheid en liefdeloosheid waarmee wij andere mensen kunnen beoordelen. Niet voor niets, lieve mensen, staat “vergeving” in het hart van het christelijk geloof: “Vergeef ons onze schuld, zoals ook wij aan anderen hún schuld vergeven.” Sommige mensen hebben daar enorme moeite mee, met die vergeving. “Ik kan het niet” zeggen mensen soms. En je kunt ze dat soms weer moeilijk kwalijk nemen ook. Je zult het allemaal maar meegemaakt hebben … denk even ook aan die meisjes die Dutroux hebben overleefd … En toch: “vergeving”, het blijft een uitdaging …
Wie zich verdiept in de verzetsgroep zoals die aan het begin van de oorlog vanuit onze parochie hier is opgekomen, kan niet anders dan onder de indruk komen van het gelovig idealisme dat de mensen die er deel van uitmaakten bezielde. Hun geloof stond voor hen bóvenaan mag ik geloven. Van dag tot dag het in praktijk brengen: dat hebben de mensen getracht, zelfs in de meest extreme mensonterende omstandigheden. Kapelaan Vosskühler van deze Vredesparochie die, terwijl de mensen in de gevangenis aan de Weteringschans zaten, ergens buiten de gevangenis staand binnen gehoorsafstand van een raampje de absolutie gaf aan gevangen jongens op basis van naar buiten gesmokkelde briefjes waarop ze hun biecht hadden geschreven. Ja, dan moet je wel heel erg in Onze Lieve Heer geloven en in de wijze waarop de Kerk Zijn genade bemiddelt wil je dat zó doen. Onder inspiratie van Jan Robert ontstond er in Buchenwald een goed georganiseerde “Ondergrondse Kerk” waarin vanaf een bepaald moment wekelijks zo’n 5000 hosties onder de katholieke gevangenen werden gedistribueerd. Tegen Kerstmis 1942 werd in het diepste geheim de eerste mis gelezen door kapelaan Spronck uit Maastricht, de auteur van het boek “Parochie in de hel”. Later was het de Tsjechische pater Tyl die de mis las in de sectiekamer van het crematorium – werkelijk tússen de opgetaste dode lichamen. Altaarlinnen dat daar werd gebruikt is als relikwie aanwezig op de kleine tentoonstelling die voor vanavond in onze kerk is ingericht. U vindt daar ook het doosje waarmee Herman Fontijn de communie meenam vanuit het speciale priesterblok dat in Dachau bestond. Na de oorlog heeft Jan Robert, die de oorlog nog even heeft mogen overleven, misschien wel om nog zo gloedvol te kunnen getuigen van zijn geloof en van zijn ervaringen in het kamp; Jan Robert heeft in dit verband gesproken van “de bijna tastbare realiteit van de Genade” in het kamp. Ik citeer: “Gebed dat door dikke gevangenismuren en prikkeldraadversperringen heengaat werd beantwoord met de steun die men nodig had. Niet altijd was men zich dat bewust. Er waren tijden dat men geen uitkomst zag. Maar dan kwamen weer die momenten –en iedereen die gevangen zat kan u dat bevestigen- dat men gelukkig was dit te kunnen meemaken, dit te mogen meemaken, omdat men dan ineens de zin van het lijden zag.” In het kamp was geen plaats voor godsdienst. “En toch woonde Christus in Buchenwald” zei Jan Robert in een radio-lezing eind maart 1946: “En toch zouden duizenden niet sterven zonder nog eenmaal de Eucharistie te hebben ontvangen en op weg naar het crematorium nog een lichtstraal van Gods genade te hebben gezien.” In april 1945 werd Buchenwald bevrijd. Op de eerste zondag ná de bevrijding werd er een requiem-mis gezongen voor alle gevallenen waaraan zesduizend voormalige gevangenen deelnamen. En zo kwam na drie jaar een eind aan de “Ondergrondse Kerk”. Jan Robert schreef: “Allen die er aan hebben meegewerkt, denken er met grote ontroering aan terug. Het is voor hen meer geweest dan alleen een steun in de moeilijkheden van het kampleven. Het is een tijd van vorming geweest. Ze heeft ons zoveel gegeven, dat een ieder die met haar in aanraking kwam, rijker uit het kamp is weergekeerd. Met diepe dankbaarheid gedenken wij de gevallenen, die voor de goede zaak van hun land en de mensheid als ware martelaren zijn gevallen. Moge hun strijd niet tevergeefs zijn geweest. Moge de stroom van genade die over het kamp is gegaan nimmer ophouden en moge de hele mensheid er de goede invloed van ondervinden. Niet de haat maar de vergevingsgezindheid en de naastenliefde is in staat de wereld te verbeteren …
“Met de liefde die de Vader Mij heeft toegedragen, heb Ik jullie liefgehad. Blijf in die liefde met Mij verbonden”. Woorden uit de evangelie-tekst die ik eerder voorlas. Ik hoop en ik gelóóf ook dat de mensen van de verzetsgroep die in de kampen omgekomen zijn het vaak zó hebben mogen ervaren: dat Christus’ liefde er nog altijd voor hen was. In hun was ook. Dat ze die liefde met elkaar deelden, ondanks alles. En ik vraag me af: waarop en op wie zouden mensen van deze tijd terug kunnen vallen als ze in vergelijkbare omstandigheden zouden terechtkomen? Het is maar een vraag. “Niet jullie hebben Mij uitgekozen; nee, Ik heb jullie uitgekozen en ik heb jullie de taak gegeven eropuit te gaan en vrucht te dragen, vruchten die blijvend zijn …”. Wij herdenken vanavond de verzetsgroep van de Vredeskerk opdat deze mensen, het offer van hun leven, vrucht mag dragen in en door ons ook. Moge het zo zijn.